Khalid Jone – interview

Hé Khalid!  Eindelijk onder de pannen

De Soedanees Khalid Jone kreeg in 2018, na zestien jaar wachten, een verblijfsvergunning en heeft sinds kort een huis in Amsterdam-West. Zijn leven oppakken gaat niet vanzelf.


Tekst: Brechtje Keulen  Fotografie: Ingrid de Groot

Na al die jaren had je ineens een verblijfsvergunning in je handen. Had je dat verwacht?
‘Ik kreeg dat pasje en ik dacht: nou moet ik ook maar eens een portemonnee nemen. Ik heb er zelf een gemaakt en daar stopte ik mijn pasjes in. Binnen een week heb ik die portemonnee ergens laten liggen. Ik was mijn verblijfsvergunning meteen verloren! Ik heb nog nooit zoveel stress gehad. Gelukkig kreeg ik een nieuwe.’

Hoe gaat het met je, ruim een half jaar later?
‘Goed. Druk, druk, druk. Ik heb een huis, ik zoek een universiteit waar ik zou kunnen studeren en ik ben aan het inburgeren. Na zestien jaar in Nederland! En daarnaast schrijf ik een boek over mijn leven in Darfur en Nederland.’

Moet je erg omschakelen, na zestien jaar overleven zonder papieren?

‘Soms is het moeilijk. In mijn hoofd zit ik soms nog in dezelfde situatie. Als woordvoerder van ongedocumenteerdengroep We Are Here heb ik ook heel veel ellende over me heen gekregen in de media en op Twitter, en dat krijg ik nog steeds. Dat geeft me veel stress.’

Toen je na een paar maanden wachten een woning had gekregen in Amsterdam noemde GeenStijl jou ‘steelkraker’ en ‘huizendief’.
‘Ik vind het heel moeilijk om daarmee om te gaan. Het is echt een zware tijd geweest. Het heeft me veel energie gekost, en dan heb ik nog niet eens alles gelezen. Maar ja, soms gaat het leven zo.’

Had je die verblijfsvergunning zelf zien aankomen?
‘Helemaal niet. De procedure was zo ingewikkeld en duurde al zo lang. Van de andere kant: de president van Soedan wordt gezocht door het Internationaal Gerechtshof voor oorlogsmisdaden. Hoe kun je naar zo’n land mensen terugsturen? Waar kunnen we heen? Wie kan ons beschermen? Ik ben heel teleurgesteld in de Nederlandse overheid. In mijn zestien jaar hier hebben Nederlandse mensen me beschermd, maar waar was jij al die tijd, overheid?’

Is het moeilijk om niet meer bij We Are Here te zijn? Je hebt toch jarenlang met de mensen van die groep samengeleefd.
‘Het is heel dubbel. Ik ben vaak wel blij. Maar veel mensen waar ik gisteren nog mee samenleefde, zitten nog in dezelfde situatie. Dat maakt me ook wel verdrietig. Ze moeten samenwerken en proberen hoop te houden, want zonder hoop kun je niet leven. Na zoveel jaren strijd worden mensen passief of depressief, sommigen gaan drinken… het is erg zwaar.’

Waar vond jij steeds weer de kracht om door te gaan?
‘Ten eerste in het geloof in God en in het gebed. Daar put ik een soort hoop uit. Je weet: als ik moet gaan, heb ik altijd een plek om heen te gaan. Het helpt je om overal doorheen te komen en door te blijven gaan. Daarnaast ben ik altijd blijven denken: wie ben ik, wat wil ik, wat is mijn droom en hoe ga ik die bereiken? Ik wil niet terug naar Soedan, maar áls dat gebeurt moet ik de moeilijkheden daar aankunnen. Mijn tijd hier mag ik niet verspillen, anders kan ik dat niet. Dat is mijn motivatie.’

Hoe oud ben je?
‘Zesendertig.’

Dan ben je al bijna je halve leven hier.
‘Ik probeer de goede dingen te zien. Als je geen papieren hebt, mag je heel veel dingen niet. Maar je hebt hier bijvoorbeeld wél de vrijheid om te demonstreren. We zijn zelfs met de hele groep in het parlement geweest, dat zou in onze eigen landen nooit kunnen.’

Kijk je positief terug op je tijd bij We Are Here?
‘Het heeft soms iets heel moois om samen te leven, te wonen, te koken, te delen, te eten. Dat soort dingen. Het is een soort thuis, met alle stress en consequenties die ook bij een familie horen. De momenten van eenheid vond ik het mooist. Ik heb ook heel veel mensen leren kennen. Ik kan op straat nog geen drie meter lopen en dan roept er al iemand: hé Khalid!’

Uit Z! de Amsterdamse straatkrant, jrg. 25 nr. 2 (25 januari 2019)