Ik vrees dat dit geen gedicht is maar een preek
Er zit namelijk geen poëzie in de naastenhaat
Die in ons land tegen de plinten klotst
Vandaar, drie punten:
1.
Ik spreek liefst niet als “nederlander”
Want als ik daaraan denk
dan heb ik u niets te bieden dan schaamte
voor dit hardvochtig land
waar ellende een middel is
tegen de minsten onder ons
waar machthebbers garen spinnen
bij onderscheid maken
en zo niet alleen hun eigen hart bevuilen
Maar alles wat hier gezamenlijk is
2.
Liever spreek ik hier als mens
En als leerling van mijn moeder
Ze zei: er is geen onderscheid
de liefde van God hangt niet in de lucht
Die moet van de ander komen.
Er is geen alternatief voor naastenliefde
dan een holklinkend vat
We zijn allemaal niet meer dan gewoon maar mensen
En in ergens die kennis
zit ook de verlossing
3.
Daarom spreek ik hier als laatste
van dankbaarheid
Die een dagtaak is
Een herhalend omkeren van onverschilligheid
een onmogelijk smal pad
En vergewissing in de ochtend
Waarin elke fijnmazige borduursteek
Elk liefdevol gebaar
een daad van verzet wordt
Een beweging tegen het kwade