Brazilianen zonder papieren in Amsterdam

van: Parool  –  28 september 2019

Zo is leven in illegaliteit: ‘Hoe lang moeten we dit nog vol­houden?’

In Amsterdam zou de Braziliaanse Regina en Roseli een mooie toekomst wachten, maar een bestaan in de illegaliteit heeft donkere kanten: duizenden kilometers bij je kinderen vandaan zijn, een veel te dure woning huren, altijd de angst het land te worden uitgezet. ‘Hoe lang moeten we dit nog volhouden?’

door Paul Teunissen

Als Regina (38) de tram naar haar schoonmaakadres neemt, een geldig kaartje heeft en niet per ongeluk een zone te ver reist, hoeft ze niet bang te zijn. Ze moet geen te harde muziek draaien, geen vuilnis laten slingeren, niet roken waar het niet mag. Altijd onder de radar blijven. Haar man Jeferson (40) lette een keer niet op en fietste door rood. Een politieman hield hem aan. Toen hij geen ID-kaart kon tonen, nam de agent hem mee.

Regina ging naar het politiebureau en smeekte de agenten om haar echtgenoot te laten gaan. Hij mocht met haar mee, maar binnen twee weken zouden ze het land uit worden gezet. Ze hadden meteen hun spullen gepakt en zich onvindbaar gemaakt.

Anders dan haar klas

Regina heeft haar dochter Gabriëlla (8) nog niet verteld dat ze anders is dan de andere kinderen in haar klas. Zij gaat gewoon naar school. Ook een illegaal kind heeft recht op onderwijs. Zij wil dat Gabriëlla vrij is om kind te zijn als elk ander. Vrij is om te dromen. Gabriëlla vraagt er wel naar. Zoals van de zomer, toen de andere kinderen haar vertelden waar ze met vakantie naartoe gingen. “Waarom gaan wij nooit?” Toen had Regina een klein stukje van de waarheid verteld. Ze zei dat ze nog op wat papieren wachtten, maar dat er vast een moment zou komen waarop ze net als andere gezinnen konden gaan waar ze maar wilden.

Tweeduizend folders

Nu Gabriëlla wat ouder wordt, begint ze te voelen dat ze anders is. Ze hoort nooit over andere kinderen die van de ene op de andere dag hun huis, buurt en school moesten verlaten. Dit heeft zij al drie keer moeten doen. Een keer toen haar vader door rood was gefietst. Een andere keer omdat de eigenaar ze uit huis zette. Regina had hem eerlijk gezegd dat ze illegaal waren. Hij zei dat het geen probleem was, maar na een maand had hij ze er toch uitgegooid en de vooruitbetaalde huur gehouden. Dat gaat om grote bedragen, waar Regina meer dan tweehonderd uur voor moet schoonmaken. “Hoe denk je dat dat voelt,” vraagt ze.

Elf jaar geleden had ze gehoord dat ze het bes­te naar Europa kon gaan. Dat je daar in een maand evenveel kon verdienen als in Brazilië in twee jaar. Dat je na vijf jaar genoeg geld had om je eigen huis te kopen in een veilige buurt, ver van de favela. Een Braziliaanse had een plek voor haar bij haar in Amsterdam. Er woonden al zes illegale Brazilianen, maar Regina paste er nog wel bij. Die vrouw hielp Regina met de tekst op de folder. ‘Schoonmaker gezocht?’ Tweeduizend bracht ze er van deur tot deur. Ze moest snel werk vinden, zodat ze een ticket voor Jeferson kon kopen.

Ze was met de trein naar Naarden gegaan. Daar is het goed schoonmaken, zeiden ze haar. Grote huizen waar je een hele dag aan het werk bent. In Amsterdam betalen ze je twee of drie uur, voor een klein appartement. Dan moet je van het ene naar het andere adres haasten.

Ontheemd gevoel

Bij elk huis was ze het tuinpad opgelopen om de folder in de bus te doen. Na de laatste folder had ze om zich heen gekeken en geen idee welke kant ze op moest. Ze sprak geen Nederlands. Geen Engels. Op straat zag ze alleen Nederlanders. Toen was de eenzaamheid als een baksteen op haar hoofd gevallen. Ze was op de stoep gaan zitten en in huilen uitgebarsten. Een oudere vrouw vroeg haar iets, maar Regina begreep het niet. Ze had haar treinkaartje ­laten zien. De vrouw stapte op haar fiets en zei Regina achterop te gaan zitten. Zo was ze bij het station gekomen. Als Regina nu door Naarden loopt, komt dat ontheemde gevoel soms weer boven.

Na vijf jaar in Amsterdam hadden ze nog lang niet genoeg geld. Eerst had ze genoeg klanten moeten vinden en de taal moeten leren. En toen was Regina zwanger geworden. Ze wilde terug naar haar land. Naar een ziekenhuis kunnen zonder de angst te worden weg­gestuurd, zoals haar in Amsterdam was over­komen. Met een baby op komst wilde ze geen risico nemen. Maar de vrouw bij wie Regina inwoonde zei dat ze haar niet mochten wegsturen. Een paar dagen voor de bevalling was ze met complicaties opgenomen. Regina wilde aan de dokter vragen hoe het met haar baby was. Ze maakte zich zorgen, maar besloot dat het beter was om zo min mogelijk de aandacht te trekken.

“Hoe lang moeten we dit leven nog vol­houden,” vraagt ze wel eens aan Jeferson. “Tien jaar geleden was ons leven slechter dan het nu is. Over tien jaar zullen we het vast nog beter hebben.” Ze hadden wel meer kinderen gewild, maar met het vele schoonmaakwerk en die voort­durende onzekerheid waarin ze leven, is dat geen doen. Vorige Kerstmis wilden ze naar hun familie in Brazilië. Jeferson heeft zijn ouders al zeven jaar niet gezien. Het maakt hem triest. Op het laatste moment waren ze niet gegaan, uit angst dat ze Nederland niet meer in zouden komen. Dat ze niet meer naar huis konden, dat ze hun klanten zouden verliezen en Gabriëlla haar plek op school.

Ze hebben elkaar beloofd dat ze dit jaar wel gaan. Jeferson wil zijn ouders kunnen omhelzen, zegt hij. Die moeten voor hun dood hun kleindochter Gabriëlla ontmoeten. Ze weten dat ze een groot risico nemen. Wat als het niet lukt naar Nederland terug te keren? Dan zullen ze het op een andere manier proberen. Via Frankrijk of Portugal naar Amsterdam terug. Regina hoorde dat ze in Portugal makkelijker zijn. Dat ze een werkcontract geven en je dan een verblijfsvergunning krijgt. Ze zullen het blijven proberen. Net zo lang, tot het lukt.

De mensen waar ze schoonmaakt helpen haar. Iemand gaf haar een contract, zodat ze een huis konden huren. Van anderen mogen ze twee weekenden per jaar in hun vakantiehuis in Egmond aan Zee. Maar kort voor de zomervakantie kreeg ze ook van klanten te horen dat ze vier weken weggingen. “Je kunt weer beginnen als we terug zijn.” Dat vindt Regina een beetje gek. Zit ze een maand zonder werk. Het lijkt of die mensen er niet bij stilstaan dat Regina en Jeferson die maand wel 1400 euro huur voor hun kleine appartement moeten betalen. Op zo’n moment voelt ze zich minderwaardig. Soms zegt ze het tegen een klant. “O, sorry. Daar had ik niet bij stilgestaan,” hoort ze dan. Of: “Dat is niet mijn probleem.” Bij zulke mensen blijft ze niet lang werken.

Erkenning

Gabriëlla is de laatste tijd veel bezig met wie ze nu eigenlijk is. “Ik denk dat ik belangrijker ben dan andere kinderen,” zei ze laatst. “Ik ben Nederlands én Braziliaans.” Geen enkel kind uit haar klas spreekt vloeiend twee talen, zoals zij. Regina vertelt haar dochter dat ze hoopt dat zij een ander leven kan gaan leiden. Gabriëlla zegt dat ze het leven van haar moeder juist leuk vindt. Dat ze graag in al die vreemde huizen komt en zelf ook schoonmaker wil worden.

Net als de naar schatting andere tienduizend illegale inwoners van Amsterdam hoopt Regina dat Nederland besluit gezinnen die hier al jaren leven en werken eindelijk te erkennen. Dat ze papieren krijgt en kan gaan studeren, dat ze legaal voor mensen kan gaan werken en ze zich niet langer genegeerd voelt. Dat haar dochter hier een toekomst heeft.

Roseli liet haar zoontjes in Brazilië achter toen die zes jaar en twee maanden waren.

Ook Roseli dacht dat de zon in haar leven zou gaan schijnen als ze eenmaal in Amsterdam woonde. Dat ze een groot huis zou krijgen, de mensen waar ze komt schoonmaken haar met open armen zouden ontvangen. Maar die zeiden: “Ik wil iemand met wie ik kan praten.” “Ze werkt niet met haar tong, maar met haar handen,” zei haar zus dan. Roseli (40) weet het nog precies, hoe ze in Belo Horizonte haar slapende zoontjes op hun hoofd kuste, de een twee jaar en de ander zes maanden oud. Hoe haar vriend haar naar de bus bracht, ze elkaar omhelsden en ze was ingestapt. Ze weet nog dat ze naar hem keek en dacht: vanaf nu zal mijn leven anders worden. Hij was geen goede man voor haar, zei dingen als: “Voordat je kinderen kreeg zag je eruit als een volmaakte druif. Nu lijk je net een ananas.”

Ze weet nog hoe ze die eerste nacht op een matras in de woonkamer bij haar zus sliep, in een klein appartement bij het Mercatorplein. ­Samen met haar twee nichtjes. En hoe haar zus tegen de kinderen tekeerging als die niet wilden slapen.  Ze weet nog dat ze voor het raam zat en door de luxaflex naar buiten keek, naar die vreemde stad waar niemand haar verstond. Hoe het gehuil van de kinderen haar deed verkrampen. Het was alsof haar zoontjes huilden en riepen dat ze terug moest komen.

Ze was gegaan met de gedachte dat ze hard zou werken, zodat ze een ticket voor hem en haar zoontjes kon kopen. Dat alles beter zou worden als ze maar eenmaal met zijn vieren samen waren in Amsterdam. Ze was een naïef meisje, zegt ze nu. Ze had het leven van haar moeder gezien, nadat haar vader was vertrokken. Alleen met acht kinderen, zonder geld, zonder iets.  Haar eigen leven, met twee kleine kinderen, een man die nooit geld had, die haar kleineerde en dagen wegbleef omdat ze geen eten voor hem klaar had staan, begon steeds meer op dat van haar moeder te lijken.

Toen had ze haar zus in Amsterdam gebeld. “Of je laat me bij je komen, of het hoeft van mij niet meer.” Zo voelde ze het. Haar moeder was depressief geworden en aan de drank geraakt. Die lag alleen maar ziek op bed. Zo zou haar leven ook worden als ze niets zou doen.

Nederlandse man

Na drie maanden was alles anders dan ze had gepland. Toen ze haar man belde, zei deze dat ze niet meer naar huis hoefde te komen. Hij had een andere vrouw genomen. Roseli moest geld sturen, zodat hij en haar zoontjes konden leven.  Zonder geld zou ze haar zoontjes niet kunnen spreken. “Nu moet je niet meer huilen,” zei haar zus. “Je hebt er zelf voor gekozen om hier te leven. Leer de taal en werk hard. Straks zal je een vriend krijgen en weer gelukkig zijn.” Er waren genoeg mannen die interesse toonden. Braziliaanse, Marokkaanse en Turkse mannen. De meeste waren hier illegaal, net als zij. “Alleen een Nederlandse man zal je problemen kunnen oplossen,” zei haar zus.

Roseli wilde geen man. Sinds haar vertrek had ze alleen haar zoontjes in haar hoofd. Voor hen werkte ze vijf dagen per week. Ze leefde sober en stuurde geld naar Brazilië. Haar ex dreigde haar voor de rechter te slepen als ze geen alimentatie betaalde. Soms verbrak hij het contact. Sloot hij internet en de telefoon af. Dan belde ze met de buurvrouw, of die daarnaast. Ze belde de hele buurt af, tot er iemand haar zoontjes wilde gaan halen, zodat ze hen kon spreken. Ze vroeg of ze de doos met kleren en speelgoed hadden ontvangen die ze had opgestuurd. “Ja, maar de schoenen zijn veel te groot,” zeiden ze. Ze moesten maar niet tegen hun vader zeggen dat ze haar hadden gesproken.

Zelfvertrouwen

Een keer was Roseli met een vriendin naar een Braziliaanse bar. Daar was een vrouw die vroeg of ze Roseli’s nummer mocht, zodat ze nog eens konden afspreken. Een week later belde een Nederlandse man. Hij had haar zien dansen en vroeg of ze met hem wilde gaan eten. Ze wilde niet afspreken met een man die ze niet kende, maar toen bedacht ze dat het zondag was en ze was vergeten dat de winkels gesloten waren en toen had ze maar ja gezegd. Ze vertelde de man dat ze illegaal was en twee kleine kinderen had in Brazilië. Hij kon zich maar beter niets in zijn hoofd halen. Ze moest geld verdienen voor haar kinderen en wachtte op de dag dat ze hen bij zich zou hebben.

Maar die man, Herman, was niet van zijn stuk te brengen en vroeg of ze mee ging naar de film. En de week erna kwam hij haar elke keer met de auto ophalen bij haar laatste schoonmaakadres. Stond ze daar in haar schoonmaakkleren, met d’r haar in een knot, ruikend naar Glorix, tegenover die lange blauwogige man in maatpak, manager bij een groot Amerikaans bedrijf. Hij deed dingen die een man nog nooit voor haar had gedaan. Hij pakte haar hand vast als ze over straat liepen. Hij zei dat ze mooi was zoals ze was en dat ze nooit iets aan zichzelf moest veranderen. Hij gaf haar zelfvertrouwen. Ze vroeg hem niet om geld, om naar haar zoons te sturen. Ze wilde het zelf verdienen. Dat waardeerde hij.

“Het lijkt wel of je niet van je kinderen houdt. Je woont hier, bent samen met een Nederlander, maar je laat je zoons daar,” zeiden Braziliaanse kennissen. “Waarom ga je in Brazilië niet naar de rechter en vecht je voor je kinderen?” Roseli zei dat ze alles had geprobeerd om haar ex zover te krijgen. “Geef me alsjeblieft mijn zoons. Hier kunnen ze een opleiding doen, een goed leven opbouwen.” Misschien zou ze een rechtszaak winnen en haar zoons kunnen krijgen. Maar kreeg ze daarmee ook de liefde van haar kinderen? Haar ex weigerde haar de kinderen te geven en wilde dat ze geld bleef sturen.

‘Luxeleventje’

“Jullie moeder leidt een luxeleventje in Nederland. Ze heeft een nieuwe man en is jullie vergeten,” zei hij tegen haar zoons. Een keer per jaar ging ze met Herman naar Brazilië om haar zoons te zien, maar toen ze een jaar of tien waren wilden ze zich niet meer laten omhelzen. Als ze met ze wilde gaan zwemmen of ijs eten, moest hun vader mee, anders gingen ze niet. Later hoorde ze van hen dat ze bang waren dat hun moeder hen wilde ontvoeren. Dat had hun vader ze wijsgemaakt.

Met Herman – die een 18-jarige, half Braziliaanse dochter heeft uit een vorige relatie – had ze kinderen kunnen krijgen, maar Roseli wilde niet dat haar zoons zouden denken dat ze een nieuw leven had en niet meer aan hen dacht.

Zij moest het doen met de kinderen waar ze op paste. Als de ouders naar hun werk waren dacht ze: nu moet ik ze beschermen. Ze gaf hen de fles. Ze wiegde ze als ze verdrietig waren, bracht ze met de kinderwagen naar de crèche en later liep ze met hen naar de lagere school. Met hen deed ze alle dingen die ze niet met haar eigen kinderen kon doen. Als de kinderen huilden, dacht ze dat het een boodschap van haar zoontjes was. Als ze hen zou troosten, zouden haar kinderen dat voelen.

Ticket

Toen haar jongste zoon dertien was, belde zijn vader. Dat het te gevaarlijk voor Rafael was geworden. Hij moest drugs rondbrengen en andere bendes zaten achter hem aan. Al die jaren had ze met de telefoon naast haar oor geslapen, had ze geld klaar gehad voor een ticket. Ze wilde meteen kunnen vertrekken als haar kinderen haar nodig hadden. Het was een obsessie, zegt Roseli. Alles had ze voor hen over. Ze was als de dood dat haar ex het contact zou verbreken. Ze de stemmen van haar zoontjes niet meer zou kunnen horen. Dus als haar ex, zijn vriendin, of een andere vrouw haar belde en zei dat er geen geld was, dat die vent al dagen weg was en zij met die twee jongens zat, dan vroeg ze haar rekeningnummer en maakte ze meteen geld over.

Ze was naar Brazilië gevlogen en had haar zoon Rafael meegenomen. Twee jaar geleden was haar oudste, Gabriel, ook eindelijk gekomen. Ze was dolblij om hen beiden bij zich te hebben. Hier zouden ze gaan studeren en iemand kunnen worden. Maar Gabriel had andere plannen. “Ik wil werken.” In Brazilië hadden ze hem gezegd dat hij snel veel geld kon verdienen, rijk zou terugkeren en alles zou kunnen kopen. Maar van zijn moeder moest hij naar school en zijn inburgeringsexamen doen. “Hier is er niks aan,” zei hij en hij wilde terug naar Brazilië. “Het was moeilijk,” zegt ze. Vijftien jaar had ze op hem gewacht, maar na een paar maanden ging hij alweer weg.

Huisslaaf

Veel Brazilianen gaan terug. Soms omdat ze genoeg geld hebben om een huis te kopen. Vaker omdat ze het illegale leven niet langer aankunnen. Niet langer uitgebuit willen worden door huisbazen die driedubbele huur vragen, of werkgevers die hen maar de helft van het loon geven. Anderen hebben te veel heimwee of krijgen een baby en merken dat opvoeden en hele dagen schoonmaken niet samengaan. “Blijf daar, het is hier slechter dan vroeger,” krijgt Roseli soms te horen. Haar moeder is al lang geleden aan haar ellende bezweken. Ze weet nog dat ze haar sprak en ze zei: “Je moet snel komen, want ik heb niet lang meer.” “Ach, je weet hoe moeder is,” zei haar zus. Drie dagen later was ze overleden. De pijn van het niet gaan is altijd gebleven. Een paar weken geleden overleed haar vader. Haar zussen wilden naar Brazilië, Roseli niet. “Wat is er met je? Waarom huil je niet?” vroegen ze haar. “Hij is nooit een vader voor me geweest,” zei ze. “Als mensen me liefde geven, dan geef ik ze dat terug. Van hem heb ik het nooit ge­kregen.”

Dit jaar wil ze terug naar het dorp waar ze opgroeide. Ze zal alle mensen in haar straat langs gaan. Overal koffie drinken, wat eten en praten. Ze zal ’s ochtends beginnen en als ze geluk heeft is ze voor de zon ondergaat aan het eind van de straat.

Neus omhoog

Ze kent ze wel, Brazilianen die in het buitenland wonen en als ze teruggaan met hun neus omhoog lopen. Die vinden dat ze iemand zijn geworden, nu ze geld hebben. Die de armoede niet meer willen kennen. Zelf wil Roseli het niet vergeten. Daarom moet ze terug, weer voelen waar ze vandaan komt. Wonen zal ze er nooit. “Het leven daar is onrechtvaardig.” Roseli heeft gevoeld hoe het is om helemaal niets te hebben. Met dertien werkte ze als huisslaaf voor mensen met geld. Zelf nog een kind, moest ze andermans kinderen opvoeden. De vrouw jaagde haar weg omdat ze geen lekkere salade kon maken. Ze gooide de salade in Roseli’s gezicht en zei: “Mijn huis uit.”

Ze heeft gezien hoe in Brazilië die werelden nooit bij elkaar komen. Hoe de rijken rijker worden en de armen even kansloos zijn als dertig jaar geleden. In Nederland zag ze pas dat het anders kan. Dat de mensen bij wie ze schoonmaakte gewoon met haar aan tafel zitten. Koffie of eten voor haar maken. Mensen die arts of advocaat zijn, die haar een hand geven, haar bedanken en op de fiets stappen. Dat alle kinderen naar dezelfde school gaan.

In Brazilië liggen beide werelden mijlenver uit elkaar. De armen weten dat er geen enkele mogelijkheid is om ooit tot die andere wereld toe te treden. Een glimp van de ander door de geblindeerde autoruit is het enige contact dat er is.

Ineens weer een gezin

Een jaar geleden belde Gabriel: “Wil je me nog een kans geven?” Het is moeilijk om na al die jaren ineens een gezin te zijn. Herman heeft zijn dochter voor het eerst bij zich, en Roseli haar zoons. Roseli had er jaren over gedroomd en dacht dat ze snel gelukkig zouden worden. Ze zit haar zoons achter de broek. Ze wil dat ze hun kansen grijpen. Ze hebben een eigen kamer, krijgen kleren, eten, zakgeld. Alles. Ze hoeven alleen maar hun best te doen. Niet rond­hangen, zoals hun leeftijdgenoten misschien doen. Maar die hebben geen armoede gekend. Die hebben geen moeder die als kind op straat moest bedelen om eten.

Roseli hoopt dat haar zoons politieman zullen worden. Ze zijn allebei groot en knap en een uniform staat ze vast heel mooi. Goede, rechtvaardige politiemannen. Vanmorgen had Rafael zich verslapen. “O, kom op. Het is je eerste schooldag.” “Doe rustig, mama,” zeggen haar zoons. Roseli wil niet rustig zijn. Ze wil dat ze begrijpen dat wat nu goed lijkt, ineens voorbij kan zijn. Dan moet je klaar zijn om jezelf te redden.

Macho

Laatst was ze met Rafael naar het ziekenhuis, voor zijn bronchitis. De arts wilde weten of haar zoon vroeger last van zijn longen had.  Ergens allergisch voor was. Ze had gezegd dat hij nergens allergisch voor was. “Dat weet je helemaal niet,” zei Rafael. “Jij was er nooit.” “Ze moeten nog aan je wennen,” zeggen anderen haar. Ze raken haar niet aan. Als ze hen in haar armen wil sluiten, deinzen ze achteruit. “Ho, mam, niet doen.” Rafael laat iets meer toe. Die heeft meer haar karakter. Is zachter en emotioneler. Haar oudste is meer macho, als zijn vader. “Je hebt het ons nooit gegeven,” zegt die. “Je stuurde alleen maar geld en kleren. Dacht je dat we alleen dat nodig hadden?” “Ik wilde jullie alles geven,” antwoordt ze dan. “Meer kon ik vanaf hier niet doen.” Ze hoopt dat, als ze langer bij haar wonen, haar zoons toegankelijker worden. Dat ze gaan begrijpen dat alles wat ze deed, alleen maar voor hen was.

In de illegaliteit

Naar schatting wonen en werken er minstens tienduizend mensen zonder verblijfsvergunning in Amsterdam. Nederland verleent geen status aan economische vluchtelingen. Volgens een studie uit 2018 heeft zo’n 17 procent van de ongedocumenteerden de Braziliaanse nationaliteit. 

Bij aankomst worden ze vaak door landgenoten geholpen aan een woning en werk. Onwetend over de regels en gebruiken worden velen, niet zelden eveneens door land­genoten, uitgebuit via hoge huren en het afdragen van een deel van het loon.

De meeste van hen werken als schoonmaker bij particulieren. Anderen werken in massagesalons en restaurants.

Ook illegale arbeids­migranten hebben recht op noodzakelijke medische zorg. Ze kunnen hiervoor terecht in elk ziekenhuis. Medische zorg bij zwangerschap valt daar ook onder. Wanneer zij de kosten niet kunnen betalen, kan het ziekenhuis dit verhalen bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Kinderen zonder verblijfsdocument hebben in Nederland dezelfde rechten als ieder ander kind. Ze mogen gewoon naar school en hebben recht op jeugdzorg. Als ze zich voor hun 18de hebben ingeschreven voor een vervolgopleiding, mogen ze deze ook afmaken.

In de gemeenteraad van Amsterdam denkt men na over het verstrekken van een lokale identiteitspas voor ongedocumenteerde migranten, zodat ook zij toegang krijgen tot armoede- en hulpvoorzieningen, en ze bij misbruik of uit­buiting aangifte kunnen doen bij politie. 

– – –

https://www.parool.nl/amsterdam/zo-is-leven-in-illegaliteit-hoe-lang-moeten-we-dit-nog-vol-houden~b20bcea4/

= = =