Wondimu Gebre Woldeaarggiye kwam in 2015 als vluchteling van Ethiopië naar Nederland. Wekelijks vertelt hij over zijn leven in Amsterdam. (verschenen in het Parool, 18 april 2020)
Als nieuwe Nederlander vraag ik me in deze tijd af: wat kan ik doen voor Nederland? Hoe kan ik helpen? Die vragen leven onder veel asielzoekers, ongeacht waar ze vandaan komen en de aard van hun opleiding. Ongeschoold of professor – iedereen wil bijdragen.
Volgens Vluchtelingenwerk Nederland helpen de meeste asielzoekers in deze crisis hun kwetsbare buren door boodschappen te doen. Of de hond uit te laten. Een Syrische asielzoeker vertelde dat hij er blij mee is. Toen hij in zijn straat kwam wonen, werd hij door een ouder echtpaar geholpen. Nu helpt hij hen. Ok worden asielzoekers ingezet om in supermarkten boodschappenwagens te ontsmetten. Anderen geven informatie of helpen in de zorg.
Het grootste probleem blijft de taal. Pas als je die goed spreekt, doe je echt mee. Om die reden grijpen jonge asielzoekers deze tijd aan voor extra ‘taallessen’; snelle studenten, soms amper twee of drie jaar in Nederland, worden ingezet ter ondersteuning van thuiszorgorganisaties. Tijdens de hand- en spandiensten pikken zij nieuwe Nederlandse woorden op.
Voor mij blijft het een wonder dat iedereen zich in Nederland kan ontplooien. in dit land bepaalt niet afkomst of achtergrond de toekomst, maar persoonlijk talent. Dat talent kan op allerlei plekken worden bijgeslepen en groter gemaakt.
Zelf ben ik hier een voorbeeld van. Ik volg een opleiding tot programmeur en probeer mezelf bij te spijkeren tijdens kortetermijn-opleidingen binnen de integratiecursus. Daarom ben ik blij als ik dit land op een gegeven moment ook iets kan teruggeven. Een land dat zo veel vertrouwen in mensen heeft, moet met liefde worden omarmd.