Voorzitter Taakgroep Vluchtelingen: Gerhard Scholte gscholte@dds.nl
p/a Nieuwe Keizersgracht 1A, 1018 DR Amsterdam tel. 06- 40 48 60 34
website: www.rvkamsterdam.nl
Amsterdam 15 januari 2018
Beste mensen,
Bij het begin van het nieuwe jaar wil ik, als voorzitter van de Taakgroep Vluchtelingen van de Amsterdamse Raad van Kerken, graag al onze relaties een hoopvol en creatief 2018 toewensen. We zullen ons op allerlei manieren weer om vluchtelingen bekommeren en met hen zoeken naar recht en uitzicht op leefbaarheid. Ik denk daarbij aan de brede schakering van vluchtelingen: asielzoekers, nieuwkomers, en de grote groep van mensen zonder papieren, waaronder vele asielzoekers, die hun eerste procedure niet doorgekomen zijn en op een tweede hopen.
Ons wordt regelmatig gevraagd wat ons inspireert en motiveert voor het vluchtelingenwerk. Deze nieuwjaarswens is een goede gelegenheid daar eens dieper op in te gaan. Natuurlijk zijn dat allereerst de mensen zelf die je in het brede werk van de Taakgroep tegenkomt, zij inspireren in hoge mate: de mensen die helpen en de mensen die geholpen worden. Al moet je tegelijk zeggen dat de scheidslijn tussen die beide groepen soms maar moeilijk te trekken is. Een gevlucht mens is niet zelden een mens die mij verder helpt!
Ik noem vier theologische motieven van inspiratie en motivatie.
- Juist de kerken hebben een specifieke inbreng in het maatschappelijk debat, omdat het vluchteling-zijn een basiservaring[1] is in de Bijbelse verhalen. Denk aan aartsvader Abraham, die, aangewezen op gastvrijheid van onbekenden, jarenlang rondzwerft, niet voor niets wordt hij een ‘zwervende Arameeër’ genoemd. Zijn kleinzoon Jakob die twee keer moet vluchten voor zijn leven, eerst voor de wraak van zijn broer, dan op het eind van zijn leven voor de hongerdood. Jakobs nakomelingen ontvluchten het Angstland van de Slavernij ( Het verhaal van Exodus, de Uittocht uit Egypte) en moeten nog jarenlang rondtrekken voordat ze thuiskomen. En, bekend voorbeeld uit het Nieuwe Testament, Jezus en zijn ouders, die halsoverkop op de vlucht moeten om aan de wreedheid van hun eigen koning van Israel te ontkomen. Moraal van het verhaal: Je hebt het aan den lijve ervaren, daarom help je anderen die hetzelfde overkomt. Of zoals het Mattheusevangelie het verwoordt, “Behandel anderen steeds, zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.” (Matth. 7).
Dit motiveert en verklaart wat mij betreft de vanzelfsprekende inzet voor vluchtelingen van de Taakgroep.
- Uit dit soort ervaringen is de beweging van de profeten ontstaan, die constant opnieuw het onrecht in eigen kring aan de kaak stellen en oproepen om recht te doen aan de minsten van de mensen, heel vaak met het noemen van de trits ‘vreemdelingen, wezen en weduwen’, die om die reden wel de ‘diaconale triniteit’ wordt genoemd(1). Juist die profetische traditie brengt telkens weer God ter sprake die naar zijn eigen bevrijdend werk verwijst en daarom vraagt om barmhartig te zijn en voor sociale rechtvaardigheid te zorgen. “Jullie moeten het recht van vreemdelingen en wezen en weduwen eerbiedigen. Bedenk dat jezelf slaaf bent geweest in Egypte, totdat JHWH, je God, jullie heeft bevrijd. Daarom gebied ik jullie net zo te handelen.” (Deuteronomium 24:17)
Daarom benadert de Taakgroep de kerken en ook de Overheid met vragen van rechtvaardigheid en mengt zich van harte in de maatschappelijke lobby voor meer en betere rechten.
- Jezus is vrijwel steeds omringd door een menigte of schare van zieke, gemarginaliseerde en uitzichtloze mensen. Hoe groot hun aantal ook was, onbevreesd verwelkomde hij hen en deelde zonder enige voorwaarde zijn brood met hen.[2] En zijn volgers vraagt hij hetzelfde te doen (“ Wat ge aan de minsten hebt gedaan hebt ge aan mij gedaan”, Matth. 25). De reden van zijn latere dood wordt vaak aangegeven met de woorden ‘gestorven voor de zondaren’. Dat ‘voor’ (zondaren), betekent letterlijk ‘ter verdediging van’ (zondaren). Dat werd hem door de status quo van zijn dagen ten strengste kwalijk genomen, dat hij het opnam voor gemarginaliseerde mensen. De (religieuze) leiders zagen daardoor hun eigen identiteit in gevaar komen.
Daarom zal de Taakgroep zich voortdurend oefenen om niet zomaar te buigen voor het argument van de angst dat ons land vol zou zijn en onze eigen identiteit gevaar zou lopen.
- Vaak wordt in dat verband verteld dat Jezus het maaltijdverbod overtrad. Hij werd door de (religieuze) leiders van zijn tijd aangevallen op het feit dat hij zomaar met dat schorrie-morrie omging en met hen de maaltijd deelde.[3] Dat was een overtreding van de religieuze ‘tafelgemeenschap’: de religieuze leiders vonden dat je pas met vreemdelingen je maaltijd kon delen, als zij zich op de moreel en religieus voorgeschreven weg bevonden. Tot die tijd golden zij als ‘zondaren’ met wie je geen tafelgemeenschap hoorde te hebben. Jezus doorbrak die regel volkomen bewust! Hij verwelkomt mensen zonder onderscheid en zonder enige voorwaarde en geeft hun zo hun menswaardigheid terug.
Daarom is er ook in de Taakgroep afgesproken om mensen van harte en onvoorwaardelijk hulp te bieden, ongeacht hun religieuze overtuiging. En daarom verwerpt ze hulp die onmiddellijk verbonden is met een of andere vorm van bekeringsdrang.
Graag situeer ik ook de Taakgroep van de Raad van Kerken in die traditie van een onbevangen levenshouding vol Godsvertrouwen: er is veel meer mogelijk en haalbaar dan wij voor mogelijk houden. Laten we beginnen met delen in plaats van met berekenen of we wel genoeg hebben om te delen.
Ik wens jullie nogmaals een goed en gezegend nieuw jaar toe.
Met hartelijke groet,
Gerhard Scholte
[1] Met dank aan een preek over psalm 146 van Ds. Anne Kooi, Brussel.
[2] Prachtig wordt dat geïllustreerd in het verhaal van een ‘wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging’ in het Johannes evangelie. Jezus heeft rust gezocht op de hellingen van wat we nu kennen als de Golanhoogte, om bij te komen van de roerige dagen in de hoofdstad. Op een gegeven ogenblik ziet hij een gigantische menigte mensen via het meer van Galilea naar zich toekomen. In plaats van zijn vrienden toe te roepen ‘Wegwezen jongens, achter de rotsen, ze mogen ons niet zien! Nu even niet!’ , of in plaats van de lokale autoriteiten erbij te roepen met de vraag hen het land uit te zetten, in plaats van welke reactie ook die wij heel normaal zouden hebben gevonden ( ‘Bewaak je eigen identiteit, tov zo’n grote groep buitenlanders met heel andere gewoonten en heel andere religies…), staat hij heel vanzelfsprekend al te bedenken hoe hij en zijn vrienden zo’n gigantische menigte zullen gaan opvangen en voeden. Zijn leerlingen reageren vol ongeloof en rekenen hem vervolgens voor dat dat echt niet gaat. Maar Jezus begint gewoon te delen, dankbaar voor wat hem gegeven is. God is als ‘advocaat van de wezen en weduwen en vreemdelingen, niet voor niets juist de schepper van hemel en aarde..
[3] Zie noot 2