Twee jonge statushouders in Oost bleken problemen te hebben met hun klantmanager bij het DWI/WPI/de sociale dienst. Het gaat om jonge mannen die – naast hun inburgering – “vrijwilligerswerk” bij de Albert Heijn zijn gaan doen toen dat van hen gevraagd werd. Beiden hebben nog een proeftijd gehad en is een contract voorgelegd om te komen “werken”. Elk op eigen wijze voelen zich onveilig in het contact met de sociale dienst en/of hun klantmanager. Zijn er meer signalen dat statushouders zich onder druk voelen gezet?
Een van de mannen is inmiddels gestopt met het werk omdat hij dit niet leuk vond, zich buitengesloten voelde op het werk, pas vader is geworden terwijl zijn vrouw nog nauwelijks Nederlands spreekt en tijd voor ander (leuker vrijwilligers) werk wilde. De relatie met de klantmanager was, nadat hij zonder aan DWI door te geven niet meer naar het werk ging, erg onveilig geworden (“je moet meer beschikbaar zijn anders neem ik je uitkering af”). Inmiddels hebben begeleiders vanuit de Diaconie via een klachtenprocedure een andere klantmanager gevonden.
De ander staat op het punt van tekenen van een contract bij de AH, maar wil eigenlijk niet bij de Albert Heijn gaan werken. Hij wil dolgraag via via ergens in de metaalbewerking meelopen, maar krijgt hiertoe geen ruimte.
Navraag bij enkele andere statushouders in Amsterdam Oost leverde niet meer van dergelijke verhalen op. Het lijkt erop dat statushouder best tevreden over het contact met hun klantmanager.
Eigenlijk bijna een wonder – gezien de clash tussen onze Nederlandse bureaucratie en de cultuur van de landen van herkomst.
Daarom peilen we bij de lezers van deze Nieuwsbrief: kennen jullie ook dergelijke signalen van statushouders die zich gevangen voelen door de sociale dienst of onveilig contact met hun klantmanager? In dat geval vraagt de Taakgroep Vluchtelingen die ervaringen te melden.